In het nieuwe nummer van het tijdschrift VolZin wordt theoloog en lekendominicaan Thijs Caspers (34) aan de tand gevoeld door Theo van de Kerkhof, in de serie ‘jonge denkers’. Een fragment.
‘Belangrijk aan de christelijke optiek is dat je je ten opzichte van heel dat streven naar spirituele verlossing een stapje terugdoet. Je hoeft niet de architect te zijn van je eigen succes. Ook waar je niet slaagt, ben je van waarde. Misschien is dat loslaten van een te grote zorg om het eigen “ik” uiteindelijk wel heel weldadig. Christelijke spiritualiteit impliceert een houding van je toevertrouwen aan het leven, hoe dat ook uitvalt, wat er ook op je pad komt.’
Waar is dat toevertrouwen op gebaseerd? Moet hier niet het woord God vallen?
‘Ja, achter mijn denken zit zeker wel een fundamentele kijk op het leven. Misschien is die voor mij wel zo intuïtief vanzelfsprekend dat ik er niet over begin. Ja, ik zie God als de dragende grond van ons bestaan, een grond die inderdaad dat toevertrouwen ook rechtvaardigt. Er is een liefdevolle God die ons uitnodigt om, in onze wederzijdse afhankelijkheid, ook goed te zijn voor elkaar. Tegelijk heb ik aarzeling bij een al te antropomorf (mensvormig) beeld van God. Want hij is altijd groter dan mijn gedachten. God gaat altijd voor ons uit.’
Achter clichédiscussie zitten ook serieuze vragen over God, of leven na de dood. Moet je op dat soort vragen een antwoord paraat hebben?
‘Weet je, uiteindelijk geef je antwoord door wie je bent; door te laten zien wat je heilig is en wat je drijft in het leven. De serieuze geloofsvragen horen thuis in het persoonlijke gesprek, in de “warme communicatie”.’
Twijfel je nooit aan jouw religieus wereldbeeld?
‘Ik heb daar eerlijk gezegd niet zo’n last van. Misschien komt dat wel door de spontaniteit waarmee ik mij in mijn leven gedragen weet door anderen. Het mooie van deel zijn van zo’n dominicaanse traditie is dat je een soort gesprek voert door de tijd heen. Ik voel me een schakeltje in een stroom en verbonden met grote denkers als Eckhart, Thomas van Aquino, Albertus Magnus en Augustinus. Ze verkondigen in alle toonaarden dat God ons bevattingsvermogen te boven gaat en dat we niets over hem kunnen zeggen. Tegelijkertijd hebben ze boeken vol geschreven en hun leven aan God gewijd. Dat herken ik wel: hij is te groot om gedacht te worden en tegelijk de vanzelfsprekende onderstroom in mijn leven.’
Zie www.volzin.nu