Lekendominicaan Lisamaria Meirowsky werd in 1942 opgepakt, samen met honderden andere katholieke joden, en naar Auschwitz gestuurd. Dorry de Beijer, ook lekendominicaan, wist iets van haar verhaal boven water te krijgen. ‘Ik ga met moed, vertrouwen en vreugde.’

door Dorry de Beijer
Op zondag 2 augustus 1942 pakken de nazi’s door heel Nederland enkele honderden katholieke joden op. Een represaille vanwege een herderlijke brief die een week eerder in protestantse en katholieke kerken was voorgelezen als protest tegen de deportaties van joden. Een deel van hen komt snel weer vrij, de meesten worden naar Westerbork gebracht. Onder hen de karmelietes Edith Stein en haar zus Rosa, en zr. Judith de Mendes Costa, dominicanes van Voorschoten.
Zr. Judith wordt op 15 augustus uit Westerbork vrijgelaten omdat ze vier Portugees-joodse voorouders heeft. Veel minder bekend is dat ook een lekendominicanes wordt opgepakt, Lisamaria Meirowsky. Dat gebeurt in abdij Koningsoord in Berkel-Enschot, samen met twee joodse trappistinnen, de zussen Lien en Door Löb.
Het is nog niet zo eenvoudig om informatie over Lisamaria Meirowsky te vinden. Op haar spoor gezet door Peter Wols o.p. speur ik internet af. Maar de info is beperkt, en soms tegenstrijdig en onjuist; op dominicaanse sites vind ik niets. Wel wordt geregeld verwezen naar publicaties van Paul Hamans, kerkhistoricus en priester van Roermond. Zoals het boek Getuigen voor Christus van de Nationale Raad voor Liturgie. Via boekwinkeltjes.nl weet ik een exemplaar op de kop te tikken. Het bevat een biografie èn een foto.

Lisamaria Meirowsky
Lisamaria Meirosky wordt in 1904 geboren in een welgesteld, niet-praktiserend joods gezin in Polen. Het gezin verhuist vier jaar later naar Keulen. Lisamaria treedt in haar vaders voetsporen en gaat in 1923 medicijnen studeren in Bonn. Zij overweegt katholiek te worden, volgt catechese, maar houdt twijfels. Na haar promotie begin 1933 wordt zij ernstig ziek. Blijkbaar heeft zij haar genezing beschouwd als een goddelijk ingrijpen, want later dat jaar, op het feest van Maria Tenhemelopneming, laat zij zich dopen.
Haar carrière aan de universiteit van München wordt al snel door de nazi’s gedwarsboomd. Lisamaria vertrekt naar Rome, waar ze opnieuw promoveert. Daar leert ze Franziskus Stratmann o.p. kennen, gevlucht vanwege zijn kritiek op de nazi’s. Hij wordt haar geestelijk begeleider en hoopt samen met haar een nieuwe congregatie van dominicanessen te stichten.
In de cel bij Santa Sabina waarin Dominicus woonde, wordt Lisamaria ingekleed als derde-ordeling. Ze ontvangt de naam Maria Magdalena Dominica. In 1938 vertrekken beiden naar Utrecht om gevluchte Duitse joden te helpen.
In najaar 1941 duikt Lisamaria onder bij de Trappistinnen in Berkel-Enschot. Na haar arrestatie leert ze in Westerbork op 4 augustus zr. Judith kennen. Op 6 augustus (het feest van de Transfiguratie) schrijft ze een indrukwekkende brief aan Matthias Frebe o.p. (+1967) in Amsterdam, haar vroegere biechtvader èn die van zr Judith:
‘Ik weet, goede Pater, dat U in alles en met ons allen meeleeft. (…) Juist daarom wil ik u een laatste groet zenden en U zeggen dat ik vol vertrouwen ben en geheel overgegeven aan Gods H. Wil. Meer nog: ik beschouw het als een genade en een uitverkiezing onder deze omstandigheden weg te moeten en zo borg te staan voor het woord van onze Vaders en Herders in Christus.
Is ons lijden ook wat groter geworden, de ontvangen genade van God is dubbel zo groot en een heerlijke kroon is ons bereid in de hemel. Verheugt u met mij – ik ga met moed, vertrouwen en vreugde – zo ook de religieuzen die met mij samen zijn – wij mogen getuigenis afleggen voor Jezus en met onze bisschoppen getuigen voor de Waarheid. Het opofferen voor de bekering van velen, voor de joden, voor hen die ons vervolgen, en zo bovenal bijdragen voor de vrede in het Rijk van Christus.
Voor het geval ik het niet meer overleef, wilt u wel de goedheid hebben later aan mijn geliefde ouders en broers te schrijven en hun te zeggen dat het offer van mijn leven voor hen was. (..) Nu hebben wij niet eens de H. Mis en de H. Communie, dat is nog het ergste. Maar als Jezus het niet wil, wil ik het ook niet. Hij woont in ons hart en gaat met ons mee om ons kracht te geven. Hij is mijn sterkte en mijn vrede. Zodra ik weer iets kan schrijven, hoort u iets.’
Lisamaria wordt met Edith en Rosa Stein en tientallen andere katholieke joden in de nacht van 6 op 7 augustus op transport gesteld naar Auschwitz. Zij is waarschijnlijk bij aankomst op 9 augustus meteen vergast.
Het aartsbisdom Keulen heeft Lisamaria tot martelares voor het geloof uitgeroepen. In mei 2014 is voor haar woonhuis in Keulen in het trottoir een zogenaamde Stolperstein gelegd, in maart jl. gevolgd door een voor haar vader, Emil Meirowsky (+1960). De Stolpersteine zijn een project van kunstenaar Gunter Demnig ter herinnering aan slachtoffers van het nazisme.
*
Bron: Nationale Raad voor Liturgie, Getuigen voor Christus, rooms-katholieke bloedgetuigen uit Nederland in de twintigste eeuw, Den Bosch, 2007, p. 601-606.
Klik hier voor eerdere berichten over zr. Judith Mendes da Costa o.p.